dekken

{{dekken}}{{/term}}

1 [een voorwerp/laag leggen op] cover ⇒ coat 〈deklaag〉

2 [geheel bedekken] cover

3 [overeenstemmen met] agree (with) ⇒ correspond (with/to)

4 [verbergen] cover (up), hide

5 [beschermen] cover (for) ⇒ protect

6 [vergoeden] cover, meet

7 [bespringen, paren] cover ⇒ service 〈merrie〉

8 [sport] cover ⇒ 〈voetbal ook〉 mark

♦voorbeelden:

1   de tafel dekken • set the table

2   dekkende verf • finishing paint

3   die begrippen dekken elkaar • these concepts are completely analogous

4   zich gedekt houden • keep a low profile

5   iemand in de rug dekken • support someone/stand up for someone

     de vlag dekt de lading • the flag covers the cargo

     deze twee verdachten dekken elkaar • these two suspects are covering for each other

     zich dekken • 〈ook leger〉 cover/protect oneself; 〈jacht〉 hide oneself; 〈geldwezen〉 hedge one's positions 〈in termijnhandel〉

6   deze cheque is niet gedekt • this cheque is not covered

     〈figuurlijk〉 iemands handelwijze/fouten dekken • sanction someone's actions/mistakes

     de verzekering dekt de schade • the insurance covers the damage

     de inkomsten dekken de uitgaven • the receipts cover the expenses

     gedekt zijn • be insured 〈tegen verlies〉; be covered